Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
8 juli 2003

Nederland is vol

Andere Tijden gastarbeiders, koffers en mannen
Bekijk Video
30 min

Nederland van emigratie- tot immigratieland

Augustus 1960 ontvangt de Nederlandse ambassadeur in Spanje een bijzonder codebericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Geheim’ staat er boven. En vervolgens: “Nederlands bedrijfsleven heeft grote behoefte aan geschoolde arbeiders speciaal in metaal, scheepsbouw, textiel en bouwnijverheid. Verzoeke spoedigst te seinen of naar mening Spaans ministerie werving mogelijk is”.

De nood is hoog. Nederland heeft mensen nodig. Heel veel en heel snel.

Tot laat in de jaren vijftig is Nederland een emigratieland. Zo’n half miljoen mensen vertrekken. Op zoek naar het grote geluk. Ze laten een land achter dat nog voor een gedeelte in puin ligt als gevolg van de oorlog. De industrie moet weer op poten gezet, huizen gebouwd, wegen aangelegd.

De economie floreert, maar genoeg handen om het karwei te klaren zijn er niet. Veel kostbare arbeidskrachten zijn omgekomen of invalide geraakt in de oorlog. In de jaren zestig wordt ook nog de pensioengerechtigde leeftijd verlaagd en de werktijd verkort. En vrouwen worden niet geacht te werken. Bedrijven kunnen hun opdrachten niet aan, halen hun productie niet.
Mijnheer Lagewaard, toen personeelschef van scheepvaartbedrijf Verolme: “Er was een enorm gebrek aan mensen. Ik heb boven de stadions van Sparta en Feijenoord, maar ook boven de bedrijven van Wilton en RDM vliegtuigjes met de tekst er achter ‘Verolme ook voor u’ laten vliegen. In de hoop dat ik zo aan mensen kon komen. Overal in het land hielden we wervingsavonden, ik was daar speciaal voor aangesteld. Die acties hadden wel effect maar niet genoeg.”

Voor een snelle wederopbouw moet buiten de landsgrenzen naar arbeidskrachten gezocht worden. In de landen rond de Middellandse zee gaat het niet zo snel met de groei van de economie, mensen zijn werkloos en het is daar waar Nederland zijn eerste gastarbeiders vandaan haalt.

De ministerraad geeft op 11 maart 1960 toestemming voor de toelating van 2000 Italiaanse arbeidskrachten. Er wordt een selectieteam naar Milaan gestuurd en nog geen maand later komt de eerste Italiaanse gastarbeider naar Nederland.

Maar het bedrijfsleven is niet tevreden. De Italianen zijn niet de gedroomde nieuwe arbeiders; ze zijn te lastig, te ongeschoold. Nog geen half jaar later wordt een nieuwe bron aangeboord. Het Spanje van dictator Franco. Het antwoord op het geheime codebericht aan de ambassadeur in Spanje komt al drie dagen later: “Aanwerving van arbeiders in Spanje zeer wel mogelijk. Indien spoed vereist kan terstond tot werving worden overgegaan. Na ontvangst opgave aantal, kwalificatie, geslacht”.

Jongens op straat in Spanje
Jongens op straat in Spanje

Naar Spanje

Bedrijven op zoek naar arbeiders

April 1961 worden de contracten in Madrid getekend. In Nederland, stelt de regering, is plaats voor 5500 arbeiders van buiten. De Spaanse regering moedigt emigratie aan. Er is grote werkloosheid en emigratie kan economische en politieke onrust voorkomen.

Afgesproken wordt dat het Spaanse ministerie van Arbeid de gebieden aanwijst waar naar mensen gezocht kan worden. Verolme wacht daar niet op en stuurt als eerste bedrijf zijn “werver” Lagewaard naar Spanje. Al in februari van 1961 worden de eerste arbeiders gecontracteerd.

Lagewaard: “We zochten vaklieden en zeiden hoeveel mensen we nodig hadden en dan konden we ze gaan halen. Santander, Malaga, Valencia, Cadiz, Muria, Vigo, ik ben overal geweest. En het ging goed. Soms zat je wel in een zaal waar 200 man zaten. Ik zat dan op het podium en vroeg de tolk ‘vraag eens wie er hier lasser is?’ En dan gingen alle handen omhoog. Dat schoot niet op. Ik had wat testspul bij me en liet ze iets voor doen. Dan zag je direct of ze er verstand van hadden. Soms deed ik dat 4 dagen achtereen. De mensen verdienden heel weinig daar. Die in Cadiz kregen geloof ik 15, 16 gulden per week voor 55 uur werken. Bij ons verdienden ze 1 gulden per uur plus kinderbijslag”.

Ook andere bedrijven gaan op jacht. De ervaringen met de reeds aangenomen Spanjaarden zijn goed. Het zijn harde werkers en ze zeuren niet. Luidsprekers rijden door straten van grotere en kleinere plaatsen om mannen op te roepen zich te melden voor werk in den vreemde. Honderden melden zich aan bij de zaaltjes waar ze gekeurd worden door de afgevaardigden van de bedrijven.

Als het beter uitkomt wordt ook wel eens de hand gelicht met de voorwaarden. Lagewaard: “Ze moesten medisch gekeurd worden. Toen bleek dat veel mannen een veel te hoge bloeddruk hadden van het wijn drinken. Dan moest je ze af keuren. Ik heb toen gebeld met Sociale Zaken of dat anders kon. Ik heb toestemming gekregen om ze toch aan te nemen. Meestal overlegden we niet, zoveel tijd hadden we niet, de mannen moesten aan het werk”.

Spaanse arbeiders naar Nederland

Vrouwen mogen niet mee maar komen toch

De Spanjaarden die de stap naar het koude Nederland zetten tekenen een contract voor een jaar. Arbeidsvoorwaarden en lonen worden keurig van tevoren afgesproken. Er wordt hen een pension, inclusief maaltijd, beloofd bij aankomst in Nederland. En er wordt vastgelegd dat elke maand dertig gulden van het loon naar de achtergebleven familie in Spanje gaat. Een vreemde regel als je leest dat de wetten voorschrijven dat de gastarbeiders ongehuwd en kinderloos moeten zijn.

Lagewaard: “Ik heb meestal gehuwden aangenomen. Soms hadden ze wel 8 kinderen. Ik wist niet dat dat niet mocht”.

De regering stelt heldere strenge voorwaarden aan de komst van de gastarbeiders om mogelijke problemen in de toekomst te voorkomen. Bedrijven kunnen daar niet mee uit de voeten en vragen keer op keer om aanpassing als hun werving mis dreigt te gaan. Zo is het eerst de regel dat alleen ongehuwde mannen geworven mogen worden. Dat levert onvoldoende op. De wet verandert: naast ongehuwden kunnen al snel ook gehuwden een contract krijgen onder de voorwaarde dat de echtparen kinderloos zijn en in gezinsscheiding berusten. De voorschriften worden niet nageleefd. Ook mannen met grote gezinnen zijn bij Verolme, en anderen, welkom. Of de mannen vrouwen en kinderen achterlaten kan noch het bedrijfsleven, noch de Nederlandse overheid iets schelen.

Lagewaard: “De vrouwen moesten daar blijven, dat werd ze verteld. Maar ze kregen een rijk leven. Dertig gulden per maand en dan nog al die kinderbijslag”.

En ook de Spanjaarden zelf staan niet stil bij wat hun nieuwe toekomst hen meer brengt dan snel geld verdienen zodat ze daarvan bij terugkomst in Spanje een huis, een eigen bedrijf of een andere droom waar kunnen maken.

Mevrouw Fernandez: “We hadden weinig geld, hadden het moeilijk. Mijn man wilde naar Nederland. We kregen ruzie omdat ik niet wilde dat hij ging. Maar we wilden ook dat onze zoon Ruben kon studeren. Hij ging en ik bleef met twee kleine kinderen achter”.

En mijnheer Obeso: “Ik had werk maar verdiende niet genoeg. Ik wilde een jaartje weg om geld te verdienen voor een scooter”.

En het is allemaal toch maar voor tijdelijk. Een jaartje zonder vrouw en kinderen moet kunnen. Niemand maakt zich er nog druk over, in die eerste maanden van euforie. Op het ministerie van Sociale Zaken zien ze eind 1961 de bui wel al hangen. Ze schrijven de Ministerraad: “De gezinsscheiding gaat bij de werknemers reeds na enkele maanden zwaar wegen. Dit leidt tot onrust en verloop. Er moet rekening mee worden gehouden dat de gehuwde arbeidskrachten ons land weer gaan verlaten als er weinig uitzicht is op het laten nakomen van de gezinsleden. Voor de werkgevers betekent dit een aanzienlijk nadeel omdat hun arbeiders vertrekken nadat ze de eerste moeilijke periode hebben weten te overbruggen. De ondergetekende zou daarom voor de toelating van Spaanse gezinnen een soepeler beleid willen voorstaan”.

Het advies gaat gepaard met de dwingende mededeling dat de Spaanse arbeiders onmisbaar zijn en een groot nationaal belang dienen door bij te dragen aan de uitbreiding van ons productieapparaat en de waarschuwing dat de concurrentie van omringende landen groot is omdat die hogere lonen betalen en minder strenge voorwaarden stellen. Reactie blijft uit. Niet lang daarna komen de ambtenaren van Sociale Zaken met de voorspelling dat vrouwen met de kerst hun mannen zullen bezoeken en dat ze dan misschien blijven hangen en werk zullen zoeken. “Het is mij bekend dat Justitie niet sympathiek staat tegenover dergelijke gevallen. Hier verwacht ik moeilijkheden. Temeer daar het niet denkbeeldig is dat uitwijzing van Spaanse echtgenoten tot beroering onder de Spanjaarden zal leiden zou ik ervoor willen pleiten dat wij wel een werkvergunning geven. Weigering van een verblijfsvergunning met daarop volgende uitgeleiding komt dan geheel voor rekening van justitie. Dit lijkt mij ook daarom juister omdat justitie de bron van verzet tegen overkomst van gezinsleden is”.

De bodem voor jarenlange onenigheid tussen Justitie die er is om de wetten te handhaven en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die zo hun eigen belangen hebben is gelegd. Het gekrakeel rond de gezinshereniging is begonnen.

Het lassen van een trein door gastarbeiders
Het lassen van een trein door gastarbeiders

Illegale Spaanse vrouwen in Utrecht

Ministerraad bijeen

Ook Utrecht kent in de jaren zestig bedrijven die veel werk hebben en een tekort aan personeel. De machinefabrieken Demka en Werkspoor vertrekken naar Spanje om mannen te werven. Binnen een jaar zijn de Spanjaarden de grootste groep buitenlanders in Utrecht. Ze komen met de trein aan op het Centraal Station en worden ondergebracht in door de bedrijven geregelde pensions.

Hoofdinspecteur de Vries van de Utrechtse vreemdelingenpolitie: “Met z’n 20-en op een kamer van 3 bij 4 meter was geen uitzondering”. Daar maken de Spanjaarden geen punt van. Werken is het overheersende motto en verder heb je alleen een bed nodig om af en toe bij te komen. Dat daar in de tijd dat je zelf werkt een ander in ligt maakt ook niet uit. ‘t Is toch maar voor tijdelijk.

De realiteit achterhaalt de dromen. De voorzienigheid van de eerder geciteerde ambtenaar van Sociale Zaken wordt werkelijkheid. De Spaanse gastarbeiders gaat het goed, het werk en de prettige werkomstandigheden bevallen. Maar heimwee en eenzaamheid drijven de jonge, vaak pas getrouwde echtparen naar elkaar. Al in de zomer van 1962 reizen de eerste vrouwen, niet voor niets getrouwd, hun man na. Even op bezoek. Sommigen nemen hun kinderen mee, anderen niet.

Mevrouw Obeso: “Ik ging mijn man bezoeken, reed met de trein door België en zag die prachtige huisjes, het leek wel het paradijs. De dag na aankomst in Utrecht ging ik naar de kerk en de pastoor vroeg “Wie zijn er nieuw? Willen jullie werken?” Twee dagen later ben ik aan het werk gegaan. Mijn drie dochtertjes bleven achter in Spanje, de jongste bij oma, de andere twee in een klooster”.

En zo vergaat het honderden vrouwen. Dat er geen huizen voor ze zijn -er is een groot woningtekort- en ze moeten wonen in de al overvolle pensionkamers van hun mannen kan ze niet zoveel schelen. Het bij elkaar zijn en snel veel geld verdienen om terug te kunnen keren, daar gaat het om. En dat hun kleine kinderen zonder ouders zijn, tja, niet leuk, maar ze doen het ook voor hen. De bedrijven zijn maar wat blij met hun nieuwe werknemers. Maar wat ze doen is illegaal. En dat weten ze allemaal.

Ondanks de waarschuwingen van 1961 is het pas in oktober 1962 als het KVP/CHU/AR/VVD-kabinet onder leiding van minister-president de Quay bijeenkomt en minister Beerman van justitie alarm slaat. In de geheime notulen lezen we: “Minister Beerman deelt mede dat de kwestie van de toelating van vrouwen van Spaanse arbeiders uit de hand gaat lopen. In strijd met de richtlijnen heeft een bedrijf in Utrecht drie vrouwen van Spaanse arbeiders als werkvrouw aangesteld. De politie heeft hierbij geappelleerd. Sociale Zaken heeft daarop verklaard dat ten onrechte werkvergunningen zijn gegeven waarbij voor justitie de onaangename taak bleef de betrokken vrouwen uit te leiden...In de afgelopen tijd zijn honderden Spaanse vrouwen als toerist naar Nederland gekomen. Spreker wil weten of de Raad van oordeel is dat men ter zake een coulanter standpunt moet innemen. Indien dit niet het geval is is spreker bereid de uitleidingen te laten uitvoeren”.

Een ander antwoord dan de constatering dat er een nota geschreven moet worden door alle betrokken ministeries is er niet. De vrouwen mogen nog even blijven.

Reckitts NV moet Spaanse vrouwen ontslaan

Werkgevers, kerken en Spaanse mannen protesteren

De drie Spaanse vrouwen waar minister Beerman over spreekt werken bij een Nederlandse vestiging van het Engelse bedrijf Reckitts NV in De Bilt. Het bedrijf aan de Utrechtseweg adverteert al jaren in de kranten in de hoop zo aan inpaksters voor haar producten te komen. Tevergeefs.
Reckitts is een begrip voor de Nederlandse huisvrouw. Daar worden de tubes, potjes en zakjes gevuld die bijna elk huisgezin kent. Middelen als Reckitts blauw, in de volksmond beter bekend als ‘poppetje blauw”, het zakje dat elke grauwe was stralend wit maakt, kachelpoets Zebra, Steradent, wc-reiniger Harpic, en het nog altijd bekende blikje Brasso rollen er van de lopende band.

Via, via hoort het bedrijf dat er Spaanse vrouwen in de stad zijn die wel een baantje willen. Ze nemen er eerst drie aan en krijgen keurig een werkvergunning van het miniserie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Over een verblijfsvergunning die bij de politie gehaald moet worden reppen noch de werkgever, noch de Spaanse vrouwen. Ze zien wel waar het schip strandt.
De vrouwen bevallen goed en ze hebben wel vriendinnen die ook aan het werk willen. Reckitts is dolblij, de productie kan weer op volle toeren draaien, 39 procent van de inpaksters is Spaans. Het zijn er geen drie, zoals minister Beerman denkt, maar zeventien. Bijna de helft heeft kleine kinderen, achtergelaten in Spanje. Vrijwel alle vrouwen zijn gehuwd met mannen die bij Werkspoor werken.
In september 1962 komt de zaak aan het licht. De politie ontdekt bij toeval hun illegale bestaan. Hoofdinspecteur de Vries van de vreemdelingenpolitie Utrecht staat niet te springen om hen volgens de regels het land uit te zetten en vraagt aan het ministerie van justitie wat hem te doen staat. “Uitzetten”, is de reactie.
Reckitts schrijft een noodbrief aan de minister: “Door de Spaanse arbeidskrachten hebben wij ons gehele arbeidsprobleem kunnen oplossen. Dit dreigt nu tenietgedaan te worden omdat wij onze Spaansen moeten afvoeren. Wij zouden het bijzonder waarderen als u alsnog een vergunning voor hen wilt afgeven”.
Sommige vrouwen wordt het te heet onder de voeten en ze vertrekken naar familie in België om daar af te wachten hoe dit alles af zal lopen. Andere vrouwen blijven. Hun mannen bij Werkspoor leggen het werk neer, eisen dat hun vrouwen mogen blijven met het dreigement dat ze anders zelf opstappen.

De pers krijgt lucht van de affaire. Het Parool en het het Vrije Volk koppen op 27 september 1962: Wij terug, dan ook onze mannen’. De kritiek op het beleid blijft niet uit. Zo schrijft de katholieke krant de Tijd in een commentaar op 26 september 1962: “Onze emigratie-instanties hebben het altijd belangrijk gevonden als emigranten zich in hun nieuwe vaderland gesteund weten door hun vrouw. Maar wat onze overheid voor Nederlanders goed acht, keurt zij voor immigranten blijkbaar af. Spaanse vrouwen die zich bij hun mannen hebben gevoegd worden door justitie onverbiddelijk het land uitgezet. Het is waar, deze mannen hebben vrijwillig een gehuwd weduwnaarschap aanvaard. Maar laat men consequent te werk gaan en het leed op een humane en ruimhartige wijze uit de wereld helpen”.

Discussie over gezinshereniging

Ministerraad gaat overstag

Er dreigt een rel. Protesten klinken. De ministerraad komt onder zware druk te staan. De Spaanse autoriteit vraagt om versoepeling van de strenge regels over gezinshereniging waar zij aanvankelijk mee akkoord zijn gegaan; de werkgeversbonden vragen hetzelfde omdat anders de Spaanse arbeiders vertrekken of opstandig worden; de katholieke kerken wijzen op de schade die scheiding van gezinnen teweegbrengt.

Vrijdag 19 oktober 1962 staat het onderwerp wederom op de agenda van de ministerraad. De meningen blijven verdeeld. Minister Klompe van Maatschappelijk werk blijft bij haar standpunt dat er in Nederland geen woonruimte genoeg is en zegt dat daarom “uitsluitend ongehuwde buitenlandse arbeidskrachten geworven moeten worden omdat ten aanzien van de huisvesting Nederlandse gezinnen voor behoren te gaan”. Staatssecretaris Roolvink werpt tegen: “Als je alleen ongehuwden zoekt kan je de hele werving wel stopzetten”. Beerman van Justitie herinnert er aan dat het uitgangspunt was dat gehuwde arbeiders alleen toegelaten konden worden als zij hun vrouwen zouden achterlaten. Hij is fel tegen het oprekken van de regels en dus tegen het voorstel om “de mogelijkheden uit te breiden tot vrouwen die hun kinderen in Spanje achterlaten”. Hij blijft bij zijn standpunt dat een gezin van een Spaanse arbeider niet eerder kan worden toegelaten dan nadat de man twee jaar in Nederland werkzaam is geweest en gecontracteerd voor een derde jaar. De Pous van Economische Zaken houdt een pleidooi voor het bedrijfsleven en stelt dat ze de vrouwelijke arbeidskrachten hard nodig hebben.

Tenslotte doet minister-president de Quay nog een duit in het zakje. Hij acht de morele aspecten van deze zaken ongunstig: “Als men gehuwde arbeiders naar Nederland haalt ontstaan moeilijkheden voor hun vrouwen en kinderen. Laat men die overkomen dan wordt de woningnood voor Nederlandse gezinnen weer scherper”. Een oplossing biedt hij niet. Hij stelt voor uit te zoeken waar de problemen het grootst zijn en na te gaan of er voor bepaalde delen van het bedrijfsleven uitzonderingen zijn te maken.

Klompe blijft tegenwerpen dat ze werving van arbeiders die kinderen hebben en die ze achter moeten laten in land van herkomst onaanvaardbaar vindt. “Als het bedrijfsleven zo gesteld is op deze arbeidskrachten zou ook bedongen kunnen worden dat zij vier maal per jaar naar Spanje kunnen gaan”.

Eindelijk valt er een besluit: “Alleen die Spaanse vrouwen worden toegelaten die enerzijds kinderloos zijn en anderzijds werk hebben waarbij de werkgever voor een pension zorgt”.
En dan lijkt de discussie gesloten, de regels voor gezinshereniging zijn duidelijk en het gevolg helder. De vrouwen die bij Reckitts werken zullen op grond van dit regeringsbesluit het land moeten verlaten want hun werkgever heeft niet voor huisvesting gezorgd en bovendien hebben negen van hen kinderen. Minister Beerman kan tot uitzetting overgaan. De vrouwen dienen uiterlijk 31 december 1962 Nederland en hun mannen te verlaten. Mevrouw Fernandez: “Ik werkte er vanaf september en hoorde na 3 maanden dat ik het land uit moest. De dag na de mededeling ging ik mijn laatste loon halen en toen zeiden ze dat ik toch mocht blijven”.

Aan het besluiten wordt direct getornd. Het Nederlands Werkgeversverbond vraagt uitstel van uitzetting bij de directeur voor de arbeidsvoorziening (die onder Sociale Zaken valt). Die schrijft direct een brief: “Naar van justitie is vernomen zou zij zeer kort na het treffen van de beslissing van de ministerraad tot uitleiding van de vrouwen willen overgaan. Ik moge u adviseren er in de Raad op aan te dringen deze uitleiding op een zodanige termijn aan te kondigen dat de vrouwen eerst door bemiddeling van de arbeidsbureaus aan passend werk kunnen worden geholpen”. En Sociale Zaken doet nog een zet. Zij vreest dat snelle uitzetting zal leiden tot “moeilijkheden, hardheden en publiciteit die wellicht niet in redelijke verhouding tot de omvang van het probleem staat”. Zij zet het middel van de vertraging in en kondigt een onderzoek aan naar de aantallen Spaanse vrouwen die in ons land zijn en vraagt tot die tijd uitstel van uitzetting. Ze vraagt dit initiatief wel geheim te houden zodat het niet vrouwen op het idee zal brengen alsnog naar Nederland te komen.

De betrokken ministers gaan overstag. Voorlopig kunnen de vrouwen van Reckitts blijven. De ambtelijke diensten blijven onderzoeken en vergaderen. Wat een definitief besluit leek is het niet meer.

Hoofdinspecteur de Vries vraagt regelmatig wat hij met de vrouwen moet. 4 november 1963 krijgt hij een briefje met de data waarop de vrouwen moeten vertrekken. Ze zijn inmiddels meer dan een jaar in het land. “Elke maand kreeg ik een andere circulaire met weer een andere dienstmededeling. Dan weer moesten ze weg, dan weer niet. Er speelden zoveel verschillende belangen. Ik liet het er maar bij zitten. We hadden bij justitie een rigide vreemdelingenbeleid maar in de loop der jaren is het bedrijfsleven er in geslaagd dat steeds meer te versoepelen. Als dat niet was gebeurd waren er nooit van die aantallen gekomen”.

En dan op 22 november 1963 besluit de Ministerraad dat gezinnen herenigd mogen worden 1 jaar na aankomst van de man. De vrouwen mogen definitief blijven, mits kinderloos. Maar daar trekken de vrouwen van Reckitts zich niets meer van aan. Zij blijven, hun kinderen moeten nog even wachten. Justitie heeft de strijd verloren. Zeer tegen hun zin blijkt uit een schrijven van november 1963: “Er is een duidelijke en vaste lijn. Al die opschorting van besluiten is fataal voor het jegens de vestiging van vreemde gezinnen in Nederland gevoerde beleid”. Het bedrijfsleven gesteund door Sociale Zaken en Economische Zaken is geslaagd. Samen hebben ze de onrust in de bedrijven en onder de gastarbeiders weten te beteugelen en winnen de strijd.
En daarmee is een precedent geschapen. De weg is vrij voor de gezinshereniging van gastarbeiders. Een regel blijft overeind. Hun kinderen zijn niet welkom. Die moeten nog maar even bij oma’s, tantes en in kloosters in Spanje blijven. De meeste Spanjaarden houden zich aan dat voorschrift.

Het duurt nog zo’n twee jaar voordat de wetten het mogelijk maken dat ook de kinderen over mogen komen. Mevrouw Fernandez en ook mevrouw Obeso zijn daar achteraf allesbehalve trots op: “Ik voel me schuldig. Ik heb het niet goed gedaan. Ik had de kinderen nooit alleen achter mogen laten. Ik ging mijn man achterna, wilde bij hem zijn en heb niet genoeg nagedacht over wat dat voor de kinderen betekende. En dat komt nooit meer goed”. Zij wonen met hun mannen weer in Spanje, teruggekeerd na hun pensionering. Hun kinderen en kleinkinderen zijn in Utrecht gebleven. Eva Obeso en Santi Fernandez, als kleine kinderen achtergelaten in Spanje, en nu allebei in de veertig, zijn het eens: “Zou jij het net zoals zij doen? Ik niet, ik zou mijn kinderen nooit alleen laten om er financieel beter op te worden. Maar ja...eigenlijk hebben we niets te klagen”.

Slot

Terug bij af?

Het idee dat je gastarbeiders voor korte tijd moest inhuren om problemen te voorkomen was misschien mooi maar heeft het niet gehaald. De mannen waren langer nodig. En een door alle partijen overeengekomen afspraak dat alleen mannen welkom zijn en niet hun vrouwen en kinderen is makkelijker gemaakt dan nagekomen.Gezinsscheiding van gastarbeiders werkt niet, zo leert de geschiedenis. Het leidt tot heimwee, illegale komst van vrouwen en kinderen, onrust, opstand, slechtere kwaliteit van het werk, vroegtijdige terugkeer, tot weigering van het sluiten van nieuwe arbeidsovereenkomsten, tot gesjoemel en gesjacher. En niet in het minst tot huwelijks- en gezinsproblemen, tot verdrietige kinderen die zich in de steek gelaten voelen door hun ouders. Een breuk die nooit meer goed komt.

Het is niet voor niets dat het recht op gezinsleven is vastgelegd in artikel 8 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens omdat het wordt geacht gunstig te zijn voor het welzijn van de migrant.

In 1973 neemt het werk af, de werkloosheid toe en stopt Nederland met gastarbeiders werven in mediterrane landen. De verwachting is dan nog dat de toelating van echtgenotes en kinderen van gastarbeiders in Nederland een tijdelijke zaak is die binnen enkele generaties ten einde zal komen. Het omgekeerde blijkt echter het geval. Ook veel kinderen trouwen weer met partners uit land van herkomst. Gezinshereniging is vanaf de tijd van de dilemma’s rond de komst van de Spanjaarden de belangrijkste toelatingsgrond voor vreemdelingen in Nederland. Het aantal immigranten blijft daardoor groeien. Tot op de dag van vandaag. De zorgen daarover nemen toe. Hoe het zover heeft kunnen komen is duidelijk. Er waren, toen Nederland begon met de werving van gastarbeiders strenge regels maar die bleken al vroeg in de jaren zestig onhoudbaar.

En nu hebben we het weer over nieuwe strenge regels voor gezinshereniging. Terug in de tijd.

Tekst en research: Hendrina Praamsma
Regie: Carla Tromp

Geïnterviewden Bronnen
  • Dhr. en mw. Fernandez
    Dhr. en mw. Fernandez
  • Santi Fernandez en Eva Obeso
    Santi Fernandez en Eva Obeso
  • De ouders van Eva Obeso en de ouders van Santi Fernandez
    De ouders van Eva Obeso en de ouders van Santi Fernandez
  • Eva Obeso
    Eva Obeso
  • Dhr. en mw. Obeso
    Dhr. en mw. Obeso
  • T.P. de Vries
    T.P. de Vries
  • Een gouden armband

    Will Tinnemans, Een gouden armband: Een geschiedenis van mediterrane immigranten in Nederland van 1945-1994 (Utrecht 1994).

  • Internationale arbeidsmigratie

    R. Penninx en L.van Velzen, Internationale arbeidsmigratie (Nijmegen 1977).

  • Nationaal Archief

    Nationaal Archief, archief van de immigratie-en naturalisatiedienst (IND) over periode 1945-1985.

  • Archief ministerie Sociale Zaken en werkgelegenheid

    Archief ministerie Sociale Zaken en werkgelegenheid inzake Spaanse gastarbeiders.

  • Gemeente Archief Utrecht

    Gemeente Archief Utrecht, dossier politie en gastarbeiders.

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: